De Rechtspraak bespreekt in haar vandaag gepubliceerde jaarverslag wederom voorbeelden van knellende wet- en regelgeving. In de zittingszaal is de uitwerking hiervan vaak als eerste zichtbaar en de gevolgen kunnen verstrekkend zijn, stelt Henk Naves (voorzitter van de Raad voor de rechtspraak) in zijn jaarbericht. Dit jaar vraagt de Rechtspraak bijvoorbeeld aandacht voor de vastlopende belastingrechtspraak door grote hoeveelheden zogenoemde no cure, no pay-zaken en de onder druk staande toegang tot de rechter.
Minstens 70 procent van
de WOZ-zaken en 95 procent van de bpm-zaken bij de rechtbanken is afkomstig van
no cure, no pay-bureaus. Zij roepen burgers op bezwaar te maken tegen
bijvoorbeeld de vastgestelde WOZ-waarde van hun huis, de belasting van hun
personenauto (bpm) of tegen een parkeerbon. Als de burger in het gelijk wordt
gesteld, draagt hij de toegewezen proceskostenvergoeding, vergoeding voor
immateriële schade of dwangsom af aan het bureau. Daarbij worden regelmatig de
grenzen van het vergoedingssysteem opgezocht om zoveel mogelijk financieel
voordeel uit de procedure te halen. Niet voor de burger, maar voor het bureau
zelf.
Het gaat om tienduizenden (extra) zaken waarbij bureaus op deze wijze werken, waardoor de belastingrechtspraak verstopt raakt, met langere doorlooptijden en hogere kosten tot gevolg. Daarnaast verdringen deze zaken in toenemende mate andere zaken die vanuit maatschappelijk oogpunt van groter belang zijn. Ook bij Mulderzaken (verkeersboetes) speelt vergelijkbare problematiek. 'De baten voor de burger bij dit soort zaken zijn vaak gering, de kosten voor de samenleving lopen in de miljoenen', stelt Henk Naves in zijn jaarbericht. 'Er is niets mis met bedrijven die burgers bijstaan bij hun gang naar de rechter. Maar we zien hier een praktijk waarbij de rechtsgang op zichzelf lucratief is.' Het onderwerp staat nu ook politiek op de agenda. Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) stuurde onlangs een brief naar de Tweede Kamer (rijksoverheid.nl) waarin hij maatregelen aankondigt.
De Rechtspraak begon in 2021 met het benoemen van geconstateerde trends in wetsvoorstellen. Een jaar later werden ook door rechters geconstateerde knelpunten in wetgeving en (de uitvoering van) beleid genoemd. Dit jaar gaat het om 13 knelpunten, verspreid over alle rechtsgebieden. Het benoemen van knelpunten werpt zijn vruchten af, vindt Henk Naves. 'We zijn blij te zien dat onze observaties bijdragen aan verbetering. In de toelichting op nieuwe wetgeving neemt rechtsbescherming een prominentere plaats in dan voorheen. De toegang tot het recht staat volop in de belangstelling.'
Wel wijst hij erop dat
hoewel de toegang tot het recht de aandacht heeft, de toegang tot de
rechter – een grondrecht – op de achtergrond dreigt te raken. De weg naar
de rechter moet open en toegankelijk zijn. ‘Er mogen geen drempels worden
opgeworpen. Niet om capaciteitsproblemen op te lossen, maar ook niet om
onwelgevallige rechterlijke uitspraken over overheidsbeleid te voorkomen.’
Naves doelt hiermee op terugkerende verwijt dat de rechter op de stoel van de
politiek gaat zitten wanneer hij zich in de zittingszaal – op verzoek – uitspreekt
over maatschappelijk beladen thema’s als het klimaat- of asielbeleid. Als de
Rechtspraak niet meer als noodzakelijke tegenmacht maar als hindermacht wordt
gezien, verstoort dit de balans tussen de staatsmachten, stelt de voorzitter
van de Raad.
Lees meer: